KINDERRECHTEN (77) analyse (kafkaiaans 2)

 

Het proces. Oorspronkelijk gepubliceerd 1925.

Dit is het vervolg van post 64. De 'procedure schijnerkenning' doet Kafka alle eer aan. Het wemelt er van de zonderlinge personages.

Zag ik de ambtenaar dit weekend niet aan de kade van Kortrijk staan om de Sint te verwelkomen? Hij vindt voorzeker dat zwarte piet tot onze traditie moet blijven behoren, want hij verwijst naar 'ons grootse koloniaal verleden'. Beeld je in, toen België nog een land dat 80 keer groter was kon knechten!

Daarom en ook omwille van K. ben ik blijven verder lezen in 'Het proces'. Ik moet u wel bekennen dat ik het boek nu niet meer uit de bibliotheek van Laarne haal. Ik heb het voorgoed in de inleverschuif van de bibliotheek gedropt. Afijn, Abel heeft het voor mij gedaan. Daardoor zal het nu altijd voor uitleen beschikbaar zijn.

p.86 K., die tegen de bedstijl leunde, werd door de directeur van de kanselarij, misschien zelfs opzettelijk, volkomen verwaarloosd en diende de oude heer alleen als luisteraar. Overigens wist hij nauwelijks waarover gesproken werd (…)

p.88 ‘Maar moet u nu aldoor aan uw proces denken?’ voegde ze er langzaam aan toe. ‘Nee, volstrekt niet,’ zei K., ‘ik denk er waarschijnlijk veel te weinig aan.’ ‘Dat is niet de fout die u maakt,’ zei Leni, ‘u bent niet toegeeflijk genoeg, naar ik gehoord heb.’

p.88 Ik ronsel helpsters, dacht hij bijna verwonderd, eerst juffrouw Buerstner, toen de vrouw van de deurwaarder en tenslotte deze kleine verpleegster, die een onbeschrijflijke behoefte aan mij schijnt te hebben.

p.90 Wij willen samen overleggen, hoe je het best geholpen kunt worden, ik moet de advocaat met zijden handschoentjes aanpakken, hij op zijn beurt de directeur van de kanselarij en jij hebt toch alle reden om mij daarbij tenminste te steunen.

p.91 De gedachte aan het proces liet hem niet meer los. Hij had al herhaaldelijk overwogen of het niet goed zou zijn een verweerschrift uit te werken en bij de rechtbank in te leveren. Hij wilde daarin een korte levensbeschrijving opnemen (…)

p. 91 Hij vond het vreemd dat hij {de advocaat} hem bijna helemaal niet ondervraagd had. En er was toch zoveel te vragen. Vragen was de hoofdzaak.

p.91-92 Zo nu en dan gaf hij K. enige nietszeggende vermaningen, zoals men die wel aan kinderen geeft, nutteloze en vervelende woorden, die K. bij de eindafrekening met geen duit van plan was te betalen. Nadat de advocaat hem genoeg vernederd meende te hebben, begon hij hem gewoonlijk weer op te monteren. Hij had, vertelde hij, al meer van dergelijke processen geheel of gedeeltelijk gewonnen.

p.93 (…) moest hij om het ook eens gezien te hebben de advocatenkamer maar eens bekijken. Hij zou van het gezelschap, dat hij daar bijeen vond, vermoedelijk schrikken. Alleen al de hun toegewezen nauwe lage kamer toonde de minachting, die de rechtbank voor deze mensen had.

p.94 Maar het belangrijkste bleven toch de persoonlijke relaties van de advocaat, daarin lag de grote waarde der verdediging.

p.94 Misschien waren er nog een of twee advocaten, die als dr. Huld op dergelijke relaties konden bogen. Dezen lieten zich hoegenaamd niet in met het gezelschap in de advocatenkamer; ze hadden er trouwens ook niets mee te maken. Des te nauwer was het contact met de rechterlijke ambtenaren. Het was lang niet altijd nodig, dat dr. Huld naar de rechtbank ging (…)

p.94-95 Natuurlijk mocht je ze juist met betrekking tot het laatste niet al te zeer vertrouwen, hoe stellig ze hun nieuwe, voor de verdediging gunstige bedoeling ook uitten, ze gingen misschien linea recta naar hun kanselarij en gaven voor de volgende dag een besluit af, dat precies het tegenovergestelde bevatte en misschien nog veel strenger voor de beklaagde was dan hun eerste plan.

p.95 De ambtenaren misten het contact met de bevolking, voor de gewone, gemiddelde processen waren ze goed toegerust, een dergelijk proces rolde bijna vanzelf naar zijn eind toe en had alleen zo nu en dan een duwtje nodig, maar voor eenvoudige gevallen, zoals ook voor bijzonder moeilijke, stonden ze soms radeloos, (…) Dan kwamen ze om raad bij de advocaat en achter hen aan droeg een klerk de stukken, die anders geheim waren.

p.95 Hun positie was ook verder niet gemakkelijk en men mocht hun geen onrecht aandoen en die positie niet als een sinecure beschouwen. De rangorde en de gradatie van het gerecht waren eindeloos en zelfs voor de ingewijde niet te overzien.

p.95-96 De lering, die men uit de bestudering van de verschillende stadia van een proces, uit de uiteindelijke beslissing en haar oorzaken kon putten, ontging deze heren ten enen male. Ze mochten zich alleen met dat gedeelte van het proces bezighouden, dat door de wet voor hen was afgeperkt en wisten van de rest, dus van de resultaten van hun eigen arbeid, meestal minder af dan de verdediging, die toch in de regel bijna tot het einde van het proces met de beklaagde in contact bleef. Ook in deze richting konden zij van de verdediging dus allerlei waardevols gewaarworden.

Toch wel een merkwaardig laatste citaat. Onlangs beweerde advokaat V. nog dat hij mijn zaak "van binnen en van buiten" kent...