KINDERRECHTEN (64) analyse (kafkaiaans 1)

Waarom begint iemand Kafka te lezen? Ik wilde weten wat "kafkaiaans" betekent en vond: lijkend op het gevoel en de sfeer in de boeken van Franz Kafka; met een zinloze, desoriënterende en nachtmerrieachtige complexiteit ♢ Hij voelt zich de onvrijwillige hoofdrolspeler in een kafkaiaans drama (1).

Af en toe kruis ik een stukje aan in 'Het proces' van Franz Kafka. Ik heb het al drie keer uitgeleend in de bib van mijn mooie gemeente Laarne. Hoe komt het eigenlijk dat ik nog niet weggestuurd ben uit de bib? En waarom staat Kafka in het depot? En niet tussen Kaekebeke en Kalf op de rekken? 

Hier zijn de citaten. Wij raden u aan elke dag maar één citaat te lezen. Je mag ook meerdere dagen over één citaat doen. Het eerste citaat bijvoorbeeld leent zich daar uitstekend toe. U kan ook stukjes herlezen, dag na dag: ‘U mag niet weggaan, u bent immers gearresteerd.’ ‘Het heeft er veel van,’ zei K. ‘En waarom eigenlijk?’ vroeg hij toen.

p. 12 ‘Nee’, zei de man bij het raam, gooide het boek op een tafeltje en stond op. ‘U mag niet weggaan, u bent immers gearresteerd.’ ‘Het heeft er veel van,’ zei K. ‘En waarom eigenlijk?’ vroeg hij toen. ‘Wij hebben geen opdracht u dat te vertellen. Ga naar uw kamer en wacht daar. Het proces staat nu eenmaal op de rol en u zult alles tijdig vernemen.’

p. 13 Wat waren dit eigenlijk voor mensen? Waar spraken zij over? Tot welke overheidsinstantie behoorden zij? K. leefde toch in een rechtsstaat, overal heerste vrede, alle wetten werden gehandhaafd, wie durfde hem in zijn woning te overvallen? Hij had altijd de neiging gehad alles zo gemakkelijk als mogelijk op te nemen, het ergste pas te geloven als het ergste zich voordeed, (...)’

p. 14 Wij zijn laaggeplaatste gerechtsdienaren (…) Dat is alles wat wij zijn. En toch zijn wij in staat in te zien, dat de overheid in wier dienst wij staan, eer ze tot een dergelijke arrestatie overgaat, zich zeer nauwkeurig van de redenen tot arrestatie en de persoon van de gearresteerde op de hoogte stelt. Daarin is geen vergissing mogelijk.

p.15 ‘Hoor je ‘t, (…) hij geeft toe de wet niet te kennen en beweert tegelijkertijd zonder schuld te zijn.’ ‘Je hebt volkomen gelijk, maar je kunt hem niets aan zijn verstand brengen,’ zei de ander. K. antwoordde niet meer; moet ik mij, dacht hij, door het gezwets van deze allerlaagste organen -ze geven zelf toe, dat te zijn- nog meer in de war laten brengen?

p. 20 ‘Alles lijkt voor u wel erg eenvoudig!’ zei hij onderwijl tegen K., ‘wij moeten de zaak tot een vredig einde brengen, dacht u? Nee, nee, dat gaat heus niet. Waarmee ik ook niet weer wil zeggen, dat u zou moeten wanhopen. Nee, waarom eigenlijk? U bent alleen maar gearresteerd, verder niets.

p. 24 ‘Als iemand gearresteerd wordt als een dief, dan is dat erg, maar deze arrestatie! Mij lijkt het meer iets geleerds, neemt u mij niet kwalijk als ik iets doms zeg, maar het lijkt mij iets geleerds, dat ik weliswaar niet begrijp, maar dat iemand ook niet hoeft te begrijpen.’

p. 24 ‘Het is helemaal niets doms, wat u gezegd hebt, mevrouw Grubach, ik ben althans voor een deel dezelfde mening toegedaan als u, alleen oordeel ik over alles nog scherper dan u, en denk ik zelfs niet eens dat het iets geleerds is, maar dat het hoegenaamd niets is. Ik ben overrompeld, dat is het geweest.’

p. 34 (…) hij had een afschuw van elke, zelfs de geringste vreemde hulp in zijn zaak, ook wilde hij niemand in beslag nemen of ook maar in de verste verte inwijden, maar tenslotte voelde hij ook niet de minste lust om zich door al te grote promptheid voor de commissie van onderzoek te vernederen.

p. 35 Tenslotte klom hij toch de eerste trap op en speelde in gedachten met een herinnering aan de woorden van de bewaker Willem, dat het gerecht door de schuld werd aangetrokken, waaruit eigenlijk bleek, dat de kamer van onderzoek aan de trap moest liggen, die K. toevallig koos.

p. 44 ‘Zo’, riep K. uit en sloeg zijn armen in de lucht, de plotselinge ontdekking eiste ruimte, ‘jullie zijn dus allemaal ambtenaren, naar ik zie, jullie zijn dus die corrupte bende, tegen wie mijn woorden gericht waren (…) jullie wilden leren, hoe onschuldigen verleid moeten worden.(...)

p. 46 ‘Nee,’ zei de vrouw en sloot de deur weer, ‘dat is niet toegestaan. De boeken zijn eigendom van de rechter-commissaris.’ ‘O, juist,’ zei K., en knikte, ‘die boeken zijn zeker wetboeken en het past in het kader van dit soort rechtspraak, dat je niet alleen onschuldig, maar ook onwetend veroordeeld wordt.’

p. 46 ‘U zou hier wel het een en ander willen verbeteren?’ vroeg de vrouw langzaam en onderzoekend, alsof ze iets zei dat zowel voor haar als voor K. gevaarlijk was. ‘Ik heb dat al uit uw woorden menen op te maken, die mij persoonlijk buitengewoon goed gedaan hebben.’

p. 51 Het geval zou zich dan weleens kunnen voordoen, dat de rechter-commissaris na een dag van ingespannen arbeid aan zijn leugenachtige rapporten over K. laat in de nacht het bed van de vrouw leeg vond. En wel leeg, omdat ze K. toebehoorde, omdat deze vrouw daar bij het raam (…)

p. 51 (de student rechten) ...er klonk tevens de hoogmoed van de toekomstige rechterlijke ambtenaar in door, die tot een onsympathieke beklaagde spreekt.

p.55 (de deurwaarder) Toen keek hij K. met een blik van verstandhouding aan, zoals hij dat tot nog toe niettegenstaande alle vriendelijkheid niet gedaan had, en voegde er aan toe: ‘Je bent nu eenmaal altijd opstandig.’ Maar het gesprek scheen hem toch een beetje onbehaaglijk geworden te zijn, want (…)

p. 56 (de beklaagde) ‘Waarop wacht u hier? vroeg K. beleefd. Maar de onverwachte woorden brachten de man in de war, wat des te pijnlijker leek, omdat hij blijkbaar een man van de wereld was, die zich anders zeker wist te beheersen en de superioriteit over veel mensen, die hij zich eigen had gemaakt, niet gemakkelijk opgaf. Maar hier wist hij op zo’n eenvoudige vraag niet te antwoorden (…)

p. 58 ...want hij was louter uit nieuwsgierigheid gekomen of, wat als verklaring nog onmogelijker was, met de wens vast te stellen, dat het inwendige van dit rechtswezen even walgelijk was als het uitwendige. En het scheen wel, dat hij met deze veronderstelling gelijk had, hij wilde er niet verder in doordringen, hij voelde zich al beklemd genoeg door hetgeen hij tot nu toe gezien had (...)

p. 62 (de man van de inlichtingen) ‘...Misschien is niemand van ons hard of wreed, wij zouden misschien allemaal graag willen helpen, maar als rechterlijk ambtenaar krijgen we gemakkelijk de schijn alsof wij hard en wreed zijn en niemand willen helpen. Ik lijd er gewoonweg onder.’

p. 63 (na de onpasselijkheid -door de lucht in het gerechtsgebouw die nauwelijks in te ademen is op dagen dat er veel processen zijn, en dat is bijna elke dag- op weg naar de uitgang) K. stond toen een ogenblik stil, streek met behulp van een zakspiegeltje zijn haar glad, raapte zijn hoed op, die op de volgende overloop lag -de man van de inlichtingen had hem zeker naar beneden gegooid- en rende toen de trap af, zo fris en met zulke grote sprongen, dat hij bijna bang werd van deze ommekeer.

Ik ben er van overtuigd dat Kafka lezen leken kan helpen iets te begrijpen van het rechtssysteem. 

(2) Franz Kafka, Het proces. In: Verzameld werk, Querido, 1985.